Beheerderwachtwoord instellen
Instellingen voor Hulpprogramma voor beheerders
Beheerpakketten voor Windows XP*
Beheerderprofielen
Toepassingsinstellingen
Adapterinstellingen (Beheerder)
EAP-FAST I-ID-groepen
Taken voor beheerders
Opmerking: In deze Help worden de termen "draadloos" en "WiFi" gebruikt. Die staan voor hetzelfde.
Dit hulpprogramma kan worden gebruikt door beheerders of degene die beheerderrechten heeft op deze computer. Dit hulpprogramma wordt gebruikt voor het configureren van profielen voor verbindingen vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbindingen en profielen voor continue verbindingen. Het Hulpprogramma voor beheerders kan door een IT-afdeling worden gebruikt om gebruikersinstellingen te configureren en aangepaste installatiepakketten te maken die naar andere systemen kunnen worden geëxporteerd.
U vindt het Hulpprogramma voor beheerders in het menu Extra. Het Hulpprogramma voor beheerders moet zijn geselecteerd tijdens een aangepaste installatie van het hulpprogramma Intel(R) PROSet/Wireless WiFi-verbinding. Anders wordt het hulpprogramma niet weergegeven.
Een beheerpakket is een zelf uitpakkend uitvoerbaar bestand dat gewoonlijk het hulpprogramma WiFi-verbinding, beheerprofielen en andere instellingen bevat. U kunt een beheerpakket naar clients in uw netwerk kopiëren of verzenden. Wanneer het uitvoerbare bestand wordt gestart, wordt de inhoud geïnstalleerd en geconfigureerd op de doelcomputer. Als het pakket een profiel bevat, bepaalt dat profiel hoe de doelcomputer verbinding maakt met een bepaald WiFi-netwerk.
Opmerking: Als u een pakket wilt maken en exporteren voor een computer waarop Microsoft Windows Vista* wordt uitgevoerd, moet u het pakket maken op een computer waarop Windows Vista wordt uitgevoerd. U kunt geen pakket voor Windows Vista maken op een computer waarop Microsoft Windows XP* wordt uitgevoerd.
Naam Omschrijving Windows XP-pakket maken Maak een pakket dat kan worden geëxporteerd naar de computer van een gebruiker met Microsoft Windows XP* als besturingssysteem. Met dit pakket kunt u alle continue profielen en profielen vóór aanmelding/gemeenschappelijke profielen met een EAP-type voor 802.1X-verificatie exporteren.
Windows Vista-pakket maken Niet beschikbaar. Als u een pakket wilt maken en exporteren voor een computer waarop Microsoft Windows Vista* wordt uitgevoerd, moet u het pakket maken op een computer waarop Windows Vista wordt uitgevoerd. U kunt geen pakket voor Windows Vista maken op een computer waarop Microsoft Windows XP* wordt uitgevoerd.
Bestaand pakket openen
Selecteer deze optie om naar een bestaand pakket te bladeren en het vervolgens te openen.
Naam Omschrijving Profielen Klik op Profielen opnemen in dit pakket. Profielen kunnen worden gedeeld met andere gebruikers.
Toepassingsinstellingen Klik op Toepassingsinstellingen opnemen in dit pakket. Geef de toepassingsinstellingen op die u wilt inschakelen.
Klik op Adapterinstellingen opnemen in dit pakket. Geef beginwaarden op voor de adapterinstellingen die moeten worden gebruikt op deze computer.
Klik op I-ID-groepen opnemen. Voeg I-ID-groepen toe voor de ondersteuning van meerdere PAC's van meerdere I-ID's.
Opmerking: U kunt ook Pakket opslaan kiezen in het menu Bestand om het pakket op te slaan.
Opmerking: U kunt ook Pakket openen kiezen in het menu Bestand om een beheerpakket te bewerken.
Beheerderprofielen worden beheerd door de netwerkbeheerder. Deze profielen kunnen naar ander computers worden geëxporteerd.
Gedeelde profielen kunnen worden gebruikt door alle gebruikers van de computer. De eindgebruikers kunnen deze profielen echter niet wijzigen. Ze kunnen namelijk alleen worden gewijzigd met het Hulpprogramma voor beheerders en dat is beveiligd met een wachtwoord.
U kunt wel VOIP-profielen (Voice over IP) maken en die exporteren naar een telefoontoepassing en u kunt reeds bestaande gemeenschappelijke profielen, bestaande VoIP-profielen en VoIP-profielen die u maakt, toevoegen aan een pakket. Er zijn twee soorten beheerderprofielen: Continu en Vóór aanmelding/gemeenschappelijk.
Profielen voor continue verbindingen worden toegepast bij het opstarten en wanneer niemand is aangemeld bij de computer. Wanneer een gebruiker zich afmeldt, zorgt het profiel voor de continue verbinding voor het handhaven van de draadloze verbinding totdat de computer uit wordt gezet of een andere gebruiker zich aanmeldt.
Belangrijke punten voor profielen voor continue verbindingen:
Opmerking: Het hulpprogramma WiFi-verbinding ondersteunt machinecertificaten. Deze worden echter niet weergegeven in de lijsten met certificaten.
Een nieuw profiel voor een continue verbinding maken:
Gemeenschappelijk gebruikte profielen en profielen voor verbindingen vóór de aanmelding worden toegepast zodra een gebruiker zicht aanmeldt. Als ondersteuning voor de functie Eenmalige aanmelding is geïnstalleerd, wordt de verbinding tot stand gebracht vóór het aanmeldingsproces van Windows (Vóór aanmelding/gemeenschappelijk).
Als de ondersteuning van de functie Eenmalige aanmelding niet is geïnstalleerd op de computer, wordt het profiel toegepast zodra een gebruikerssessie actief wordt. Profielen voor verbindingen vóór de aanmelding/gemeenschappelijke profielen worden altijd bovenaan weergegeven in de profiellijst. Gebruikers kunnen de prioriteit van zelfgemaakte profielen wel wijzigen, maar niet die van profielen voor verbindingen vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbindingen. Aangezien deze profielen bovenaan in de profiellijst staan, probeert het hulpprogramma WiFi-verbinding automatisch eerst verbinding te maken met behulp van de beheerderprofielen en pas daarna met behulp van de door de gebruiker gemaakte profielen.
Opmerking: Alleen beheerders kunnen profielen voor verbindingen vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbindingen maken.
Belangrijke punten voor de verbinding vóór aanmelding zijn:
De ondersteuning voor profielen voor verbindingen vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbindingen wordt geïnstalleerd met een aangepaste installatie van het hulpprogramma WiFi-verbinding. Zie Voorziening voor eenmalige aanmelding installeren of verwijderen voor meer informatie.
Opmerking: Als de voorzieningen voor eenmalige aanmelding of verbindingen vóór de aanmelding niet zijn geïnstalleerd, kan een beheerder toch profielen voor verbindingen vóór de aanmelding/gedeelde profielen maken en exporteren naar de computer van een gebruiker.
Hieronder wordt beschreven hoe de functie Verbinding vóór aanmelding werkt op het moment dat het systeem wordt opgestart. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat er al een opgeslagen profiel bestaat. Dit opgeslagen profiel heeft geldige beveiligingsinstellingen, gebruikersreferentie "Gebruikersnaam en wachtwoord voor aanmelding bij Windows gebruiken", die wordt uitgevoerd wordt tijdens de aanmelding bij het Windows besturingssysteem.
Opmerking: Een gebruikerscertificaat is alleen toegankelijk voor een gebruiker die op de computer is geverifieerd. Een gebruiker dient zich bijgevolg één keer op de computer aan te melden (met een kabelverbinding, een alternatief profiel of een lokale aanmelding) voordat een profiel voor een verbinding vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbinding kan worden gebruikt dat een gebruikerscertificaat gebruikt voor verificatie.
Wanneer u zich afmeldt, worden alle draadloze verbindingen verbroken en wordt een profiel voor een continue verbinding (indien beschikbaar) toegepast. Onder bepaalde omstandigheden is het wenselijk dat de huidige verbinding in stand blijft (bijvoorbeeld als gebruikerspecifieke gegevens na de afmelding naar de server moeten worden gestuurd of wanneer profielen voor zwerven worden gebruikt).
Deze functionaliteit kunt u realiseren door een profiel te maken dat voorziet in zowel een verbinding vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbinding als een continue verbinding. Als een dergelijk profiel actief is wanneer de gebruiker zich afmeldt, blijft de verbinding in stand.
U maakt als volgt een gemeenschappelijk profiel voor een verbinding vóór de aanmelding:
Opmerking: Als al een continue verbinding tot stand is gebracht, wordt een profiel voor een verbinding vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbinding genegeerd, tenzij het profiel is geconfigureerd met beide verbindingsopties (Continu en Vóór aanmelding/gemeenschappelijk).
Beheerders kunnen WiFi-netwerken aanduiden die worden uitgesloten van verbindingen. Wanneer een netwerk is uitgesloten, kan alleen de beheerder het netwerk uit de lijst van uitsluitingen verwijderen. Het uitgesloten netwerk wordt weergegeven in het scherm Beheer van lijst met uitsluitingen en wordt aangegeven met dit pictogram:
Een WiFi-netwerk uitsluiten:
Een WiFi-netwerk verwijderen uit de lijst van uitsluitingen:
Het hulpprogramma WiFi-verbinding ondersteunt VoIP-telefoontoepassingen van derden. De toepassingen van derden moeten de ondersteuning voor codecs leveren. Codecs voorzien over het algemeen ook in compressie om bandbreedte te besparen. Het hulpprogramma WiFi-verbinding ondersteunt de volgende codec-standaarden van de International Telecommunications Union (ITU):
Codec
Algoritme
ITU G.711
PCM (Pulse Code Modulation)
ITU G.722
SBADPCM (Sub-Band Adaptive Differential Pulse Code Modulation)
ITU G.723
Multi-rate Coder
ITU G.726
ADPCM (Adaptive Differential Pulse Code Modulation)
ITU G.727
Variable-Rate ADPCM
ITU G.728
LD-CELP (Low-Delay Code Excited Linear Prediction)
ITU G.729
CS-ACELP (Conjugate Structure Algebraic-Code Excited Linear Prediction)
Een beheerder kan VoIP-instellingen exporteren voor het configureren van een aantal gegevenssnelheden of framesnelheden voor codecs voor het verbeteren van spraakkwaliteit voor VoIP-overdracht.
U configureert als volgt VoIP-instellingen:
Opmerking: Zorg ervoor dat Voice over IP niet is uitgeschakeld in de Toepassingsinstellingen van het Hulpprogramma voor beheerders. Standaard is deze optie ingeschakeld.
G711 heeft een framesnelheid van 10 ms en een bitsnelheid van 64 Kbps
G722 heeft een framesnelheid van 10 ms en een bitsnelheid van 64 Kbps
G723 heeft een framesnelheid van 30 ms en een bitsnelheid van 5,3 Kbps of 6,4 Kbps
G726-32 heeft een framesnelheid van 10 ms en een bitsnelheid van 32 Kbps
G728 heeft een framesnelheid van 2,5 ms en een bitsnelheid van 16 Kbps
G729 heeft een framesnelheid van 10 ms en een bitsnelheid van 10 KbpsSelecteer parameters in de vervolgmenu's.
Codec Gebruik Framesnelheid
- G711_64kbps
- G722_64kbps
- G722_56kbps
- G722_48kbps
- G722_1_32kbps
- G722_1_24kbps
- G722_1_16kbps
- G726_16kbps
- G726_24kbps
- G726_32kbps
- G726_40kbps
- G728_16kbps
- G729a_8kbps
- G729e_11_8kbps
- GIPS_iPCM_VARIABLE
- G722_2_VARIABLE
- Interactieve spraak
- Audioconferentie
- Spraakgegevens
- Video
- Stromende audio
- 20
- 30
Opmerking: Deze functie is niet beschikbaar als CCXv4 niet is geselecteerd in de Toepassingsinstellingen van het Hulpprogramma voor beheerders.
Een Instantie-ID (I-ID) is de RADIUS-server die PAC's (Protected Access Credential ) levert. I-ID-groepen worden door alle gebruikers van de computer gedeeld en staan toe dat EAP-FAST-profielen meerdere PAC's van meerdere I-ID's ondersteunen.
De I-ID-groepen kunnen vooraf worden geconfigureerd door de beheerder en worden ingesteld via een beheerpakket op de computer van een gebruiker. Wanneer een WiFi-profiel een server tegenkomt met een I-ID van dezelfde groep als de I-ID in het WiFi-profiel, wordt dit PAC gebruikt zonder de gebruiker hierom te vragen.
Een I-ID-groep toevoegen
Als de I-ID-groep is vergrendeld, kunnen geen extra I-ID's worden toegevoegd aan de groep.
U voegt als volgt een I-ID toe aan een I-ID-groep:
Wanneer een I-ID-groep is geselecteerd, worden de I-ID's geëxtraheerd uit de PAC's op de I-ID-groepsserver. De lijst met I-ID's wordt automatisch gevuld.
Als u geen certificaten voor EAP-TLS (TLS) of EAP-TTLS (TTLS) hebt, dient u een clientcertificaat te verkrijgen zodat verificatie mogelijk wordt.
U kunt certificaten beheren met Internet Explorer of het Configuratiescherm van Windows.
Windows XP: Wanneer u een clientcertificaat aanvraagt, dient u ervoor te zorgen dat het selectievakje Hoog beveiligingsniveau met een persoonlijke sleutel instellen is uitgeschakeld. Als het selectievakje is ingeschakeld voor een certificaat, dient u elke keer dat het certificaat wordt gebruikt, een wachtwoord op te geven. U dient het selectievakje bovendien uit te schakelen voor het certificaat als u de service configureert voor TLS- of TTLS-verificatie. Anders zal de 802.1X-verificatie mislukken omdat er geen aangemelde gebruiker is wiens wachtwoord kan worden gebruikt.
Opmerkingen over smartcards
Wanneer u een smartcard hebt geïnstalleerd, wordt het certificaat automatisch op de computer geïnstalleerd en wordt het geselecteerd in het archief voor persoonlijke certificaten of het archief voor basiscertificaten.
Stap 1: Een certificaat aanvragen
Als u TLS-verificatie wilt toestaan, is een geldig clientcertificaat vereist in de lokale opslag voor de aangemelde gebruikersaccount. Bovendien is een certificaat van een vertrouwde certificeringsinstantie vereist in het basisarchief.
U kunt een certificaat op twee manieren verkrijgen:
Als u niet weet hoe u een certificaat ophaalt bij de certificeringsinstantie, vraagt u de beheerder naar de juiste procedure.
U installeert als volgt een certificaat op een lokale machine:
Gebruik de Microsoft Management Console (MMC) om te controleren of het certificaat is geïnstalleerd.
Opmerking: Als dit het eerste certificaat is dat u hebt verkregen, wordt u gevraagd of een certificaat van een vertrouwde certificeringsinstantie moet worden opgeslagen in het basisarchief. Dit is geen certificaat van een vertrouwde certificeringsinstantie. De naam op het certificaat is de naam van de host van de certificeringsinstantie. Klik op Ja. U hebt dit certificaat nodig voor zowel TLS als TTLS.
Ga als volgt te werk om een WPA-profiel met WEP- of TKIP-codering en TLS-verificatie te configureren:
Opmerking: Vraag een clientcertificaat aan en installeer dit. Zie Stap 1 of neem contact op uw systeembeheerder.
Geef het certificaat op dat wordt gebruikt door het hulpprogramma WiFi-verbinding.
Naam Omschrijving Statisch wachtwoord Bij verbinding geeft u de gebruikersreferenties op. Eenmalig wachtwoord Het wachtwoord wordt verkregen bij een apparaat voor hardwaretokens. Pincode (softwaretoken) Het wachtwoord wordt verkregen via een programma voor tokens.