Terug naar inhoud

Hulpprogramma voor beheerders gebruiken


Overzicht
Beheerpakketten

Beheerderwachtwoord instellen
Instellingen voor Hulpprogramma voor beheerders
Beheerderprofielen
Overwegingen met betrekking tot eenmalige aanmelding voor Windows* Vista* en Windows* 7

Toepassingsinstellingen
Adapterinstellingen
EAP-FAST I-ID-groepen


Overzicht

Het Hulpprogramma voor beheerders wordt gebruikt om aangepaste installatiepakketten te maken die kunnen worden geëxporteerd naar clientsystemen met Microsoft Windows* XP, Windows Vista* en Windows* 7. Het Hulpprogramma voor beheerders wordt gebruikt om gebruikersinstellingen en gedeelde WiFi-netwerkprofielen te configureren. Het hulpprogramma kan worden gebruikt door beheerders of degene die beheerderrechten heeft op deze computer. Gebruikers kunnen beheerderinstellingen en -profielen niet wijzigen, tenzij zij het wachtwoord voor dit hulpprogramma kennen. Er moet een wachtwoord worden gekozen dat veilig is en niet gemakkelijk kan worden geraden.

Het Hulpprogramma voor beheerders is te openen via het menu Extra van het Intel® PROSet/Wireless WiFi-verbinding hulpprogramma.

Het hulpprogramma moet zijn geselecteerd tijdens een aangepaste installatie van het Intel® PROSet/Wireless WiFi-verbinding hulpprogramma. Anders wordt het Hulpprogramma voor beheerders niet weergegeven.


Beheerpakketten

Een beheerpakket is een zelf uitpakkend uitvoerbaar bestand dat beheerprofielen en andere gebruikersinstellingen bevat. U kunt een beheerpakket naar clients in uw netwerk kopiëren of verzenden. Wanneer het uitvoerbare bestand wordt gestart, wordt de inhoud geïnstalleerd en geconfigureerd op de doelcomputer. Als het pakket een profiel bevat, bepaalt dat profiel hoe de doelcomputer verbinding maakt met een bepaald WiFi-netwerk. Zie Beheerderprofielen voor informatie over profielen.


Een nieuw pakket maken

  1. Voor gebruikers van Windows* XP en Windows* 7: klik in het menu Extra op Hulpprogramma voor beheerders.
  2. Geef uw wachtwoord voor het hulpprogramma op.
  3. Klik op Nieuw pakket maken.

  4. maken, nieuw
Naam Omschrijving

Een nieuw pakket maken

Maak een pakket dat kan worden geëxporteerd naar een clientcomputer. Op de clientcomputer kan Windows* XP, Windows Vista* of Windows* 7 draaien. De mogelijkheden van het pakket zijn afhankelijk van het besturingssysteem van de client. Met dit pakket kunt u continue profielen en profielen vóór aanmelding/gemeenschappelijk met een EAP-type voor 802.1X-verificatie exporteren. Er zijn echter uitzonderingen voor profielen voor eenmalige aanmelding die worden geëxporteerd naar Windows Vista* en Windows* 7 clients. Zie Beheerdersprofielen.

Bestaand pakket openen

Selecteer deze optie om naar een bestaand pakket te bladeren en het vervolgens te openen.

  1. Klik op OK.
  2. Configureer de opties die u wilt opnemen in het pakket:
Naam Omschrijving

Profielen

Klik op Profielen opnemen in dit pakket (het selectievakje zou al ingeschakeld moeten zijn). Profielen kunnen worden gedeeld met andere gebruikers. Klik hier op Profielen voor meer informatie en instructies.

Toepassingsinstellingen

Klik op de tab Toepassingsinstellingen. Klik op Toepassingsinstellingen opnemen in dit pakket (het selectievakje zou al ingeschakeld moeten zijn). Geef de toepassingsinstellingen op die u wilt inschakelen. Klik hier op Toepassingsinstellingen voor meer informatie en instructies.

Adapterinstellingen

Klik op de tab Adapterinstellingen. Klik op Adapterinstellingen opnemen in dit pakket. Geef beginwaarden op voor de adapterinstellingen die moeten worden gebruikt op deze computer. Klik hier op Adapterinstellingen voor meer informatie en instructies.

EAP-FAST I-ID-groepen

Klik op de tab EAP-FAST I-ID-groepen. Klik op I-ID-groepen opnemen. Voeg I-ID-groepen toe voor de ondersteuning van meerdere PAC's van meerdere I-ID's. Klik hier op EAP-FAST I-ID-groepen voor meer informatie en instructies.

  1. Klik op Sluiten.
  2. Het volgende bericht verschijnt: Het huidige pakket is gewijzigd. Wilt u de wijzigingen opslaan?
  3. Klik op Ja. Sla het uitvoerbare bestand op in een directory op de lokale schijf.
  4. Klik op Opslaan. Het bestand wordt gemaakt.
  5. Klik op Voltooid om de inhoud van het pakket te bekijken.
  6. Klik op OK.

Opmerking: U kunt ook Pakket opslaan kiezen in het menu Bestand om het pakket op te slaan.


Bestaand pakket openen

  1. Voor gebruikers van Windows* XP : klik in het menu Extra op Hulpprogramma voor beheerders.
  2. Geef uw wachtwoord voor het hulpprogramma op.

  3. openen, bestaand
  4. Klik in het venster Beheerpakket openen op Bestaand pakket openen om een bestaand pakket te bewerken.
  5. Klik op Bladeren.... Zoek naar het uitvoerbare bestand.
  6. Klik op Openen. Bewerk de pakketinstellingen.
  7. Hier kunt u profielen toevoegen, verwijderen en kopiëren. U kunt ook op Eigenschappen klikken om de beveiligingsinstellingen voor een profiel bij te werken.
  8. Klik op Sluiten.
  9. Het volgende bericht verschijnt: Het huidige pakket is gewijzigd. Wilt u de wijzigingen opslaan?
  10. Klik op Ja. Sla het uitvoerbare bestand op in een directory op de lokale schijf.
  11. Klik op Opslaan. Het bestand wordt gemaakt.
  12. Klik op Voltooid om de inhoud van het pakket te bekijken.
  13. Klik op OK.

Opmerking: U kunt ook Pakket openen kiezen in het menu Bestand om een beheerpakket te bewerken.

Opmerking: Als u een beheerpakket maakt voor een systeem met Windows* XP Professional x64 Edition, staan de bestanden voor de talen in de mappen \XP\Docs en \XP\x64\Install\Lang op dat systeem.

Zie


Beheerderprofielen

Beheerderprofielen zijn het eigendom van en worden beheerd door de netwerkbeheerder of de beheerder van de computer. Deze profielen kunnen worden gebruikt door alle gebruikers van de computer. De eindgebruikers kunnen deze profielen echter niet wijzigen. Ze kunnen namelijk alleen worden gewijzigd met het Hulpprogramma voor beheerders en dat is beveiligd met een wachtwoord. Er zijn twee soorten beheerderprofielen: Continu of Vóór aanmelding/gemeenschappelijk. U kunt ook instellingen voor Voice over IP (VoIP) configureren voor export naar een VoIP-telefoontoepassing.


Overwegingen met betrekking tot eenmalige aanmelding voor Windows* Vista* en Windows* 7

De volgende informatie is alleen van toepassing op profielen voor eenmalige aanmelding die zijn gemaakt voor Windows* Vista* en Windows* 7*.

Voor specifieke informatie over elk type profiel, raadpleegt u de volgende onderwerpen:


Profiel voor continue verbinding

Profielen voor continue verbindingen worden toegepast bij het opstarten en wanneer niemand is aangemeld bij de computer. Wanneer een gebruiker zich afmeldt, zorgt het profiel voor de continue verbinding voor het handhaven van de draadloze verbinding totdat de computer uit wordt gezet of een andere gebruiker zich aanmeldt.

Opmerking: Profielen voor continue verbindingen worden niet ondersteund voor Windows Vista* en Windows* 7. Zie Overwegingen over eenmalige aanmelding bij gebruik van Windows Vista* en Windows* 7.

Belangrijke punten voor profielen voor continue verbindingen:

Opmerking: Het WiFi-verbinding hulpprogramma ondersteunt machinecertificaten. Deze worden echter niet weergegeven in de lijsten met certificaten.

Een profiel voor een continue verbinding maken voor een clientpakket

Hieronder vindt u de algemene instructies voor dit type beheerdersprofiel. Raadpleeg Profielen voor Windows* maken voor meer gedetailleerde informatie en beperkingen.

  1. Voor gebruikers van Windows* XP en Windows 7: klik in het menu Extra op Hulpprogramma voor beheerders.
  2. Geef uw wachtwoord voor het hulpprogramma op.
  3. Selecteer Nieuw pakket maken of Bestaand pakket openen. Als u een bestaand pakket opent, kunt u bladeren naar de locatie. Klik vervolgens op OK.
  4. Klik op Profielen opnemen in dit pakket.
  5. Klik op Continu.
  6. Klik op Toevoegen om de Algemene instellingen te openen.
  7. Profielnaam: Geef een beschrijvende naam op voor het profiel.
  8. Naam WiFi-netwerk (SSID): Geef de netwerkidentificatie op.
  9. Uitvoermodus: Netwerk (Infrastructuur) is standaard geselecteerd.
  10. Soort beheerderprofiel: Continu: Actief wanneer er geen gebruikers zijn aangemeld is geselecteerd.
  11. Klik op Volgende.
  12. Klik op Bedrijfsbeveiliging om de pagina Beveiligingsinstellingen te openen. Zie TLS, TTLS, PEAP, LEAP of EAP-FAST voor informatie over de configuratie van de 802.1X-beveiliging.
  13. Klik op OK.

Een profiel voor een continue verbinding verwijderen uit een pakket

  1. Klik op het tabblad Continu op het profiel.
  2. Klik op Verwijderen.

Een profiel voor een continue verbinding kopiëren

U kunt een bestaand profiel kopiëren en de kopie een nieuwe naam geven. U kunt dit bijvoorbeeld doen om twee vergelijkbare profielen te hebben. U kopieert een profiel als volgt:

  1. Selecteer het profiel.
  2. Klik op Kopiëren.
  3. Geef een nieuwe naam op voor het profiel.
  4. Klik op OK.

Het nieuwe profiel wordt opgeslagen. Dit nieuwe profiel heeft dezelfde eigenschappen als het oorspronkelijke profiel.

Een profiel voor een continue verbinding bewerken

  1. Selecteer het profiel.
  2. Klik op Eigenschappen.
  3. Bewerk de eigenschappen van het nieuwe profiel aan de hand van de instructies die worden gegeven onder Een profiel voor een continue verbinding maken.

Profielen vóór aanmelding/gemeenschappelijk

Gemeenschappelijk gebruikte profielen voor verbindingen vóór de aanmelding worden toegepast zodra een gebruiker zich aanmeldt. Als ondersteuning voor de functie Eenmalige aanmelding is geïnstalleerd, wordt de verbinding tot stand gebracht vóór het aanmeldingsproces van Windows (Vóór aanmelding/gemeenschappelijk). Als de ondersteuning van de functie Eenmalige aanmelding niet is geïnstalleerd op de computer, wordt het profiel toegepast zodra een gebruikerssessie actief wordt. Profielen vóór aanmelding/gemeenschappelijk worden altijd bovenaan weergegeven in de profiellijst. Gebruikers kunnen de prioriteit van zelfgemaakte profielen wel wijzigen, maar niet die van profielen vóór aanmelding/gemeenschappelijk. Aangezien deze profielen bovenaan in de profiellijst staan, probeert het WiFi-verbinding hulpprogramma automatisch eerst verbinding te maken met behulp van de beheerderprofielen en pas daarna met behulp van de door de gebruiker gemaakte profielen.

Opmerking: Alleen beheerders kunnen profielen vóór aanmelding/gemeenschappelijk maken.

Belangrijke punten voor de verbinding vóór aanmelding zijn:

Verbindingsstatus vóór aanmelding/gemeenschappelijk

De ondersteuning voor profielen vóór aanmelding/gemeenschappelijk wordt geïnstalleerd met een aangepaste installatie van het WiFi-verbinding hulpprogramma. Zie Voorziening voor eenmalige aanmelding installeren of verwijderen voor meer informatie.

Opmerking: Als de voorzieningen voor eenmalige aanmelding of verbindingen vóór de aanmelding niet zijn geïnstalleerd, kan een beheerder toch profielen voor verbindingen vóór de aanmelding/gedeelde profielen maken en exporteren naar de computer van een gebruiker.

Hieronder wordt beschreven hoe de functie Verbinding vóór aanmelding werkt op het moment dat het systeem wordt opgestart. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat er al een opgeslagen profiel bestaat. Dit opgeslagen profiel heeft geldige beveiligingsinstellingen, gebruikersreferentie "Gebruikersnaam en wachtwoord voor aanmelding bij Windows gebruiken", die wordt uitgevoerd wordt tijdens de aanmelding bij het Windows besturingssysteem.

  1. Wanneer het systeem start, typt u het Windows-aanmeldingsdomein, uw gebruikersnaam en uw wachtwoord.
  2. Klik op OK. Op een statuspagina wordt aangegeven wat de status van de netwerkverbinding is. Wanneer de WiFi-adapter is verbonden met het netwerktoegangspunt, wordt de statuspagina gesloten en verschijnt het venster voor de aanmelding bij Windows.

Opmerking: Een gebruikerscertificaat is alleen toegankelijk voor een gebruiker die op de computer is geverifieerd. Een gebruiker dient zich bijgevolg één keer op de computer aan te melden (met een kabelverbinding, een alternatief profiel of een lokale aanmelding) voordat een profiel vóór aanmelding/gemeenschappelijk kan worden gebruikt dat een gebruikerscertificaat gebruikt voor verificatie.

Wanneer u zich afmeldt, worden alle draadloze verbindingen verbroken en wordt een profiel voor een continue verbinding (indien beschikbaar) toegepast. Onder bepaalde omstandigheden is het wenselijk dat de huidige verbinding in stand blijft (bijvoorbeeld als gebruikerspecifieke gegevens na da afmelding naar de server moeten worden gestuurd of wanneer profielen voor zwerven worden gebruikt). Deze functionaliteit kunt u realiseren door een profiel te maken dat voorziet in zowel een verbinding vóór aanmelding/gemeenschappelijk als een continue verbinding. Als een dergelijk profiel actief is wanneer de gebruiker zich afmeldt, blijft de verbinding in stand.

Een profiel vóór aanmelding/gemeenschappelijk maken voor een clientpakket

Hieronder vindt u de algemene instructies voor dit type beheerdersprofiel. Raadpleeg Profielen voor Windows* maken voor meer gedetailleerde informatie en beperkingen.

  1. Voor gebruikers van Windows* XP : klik in het menu Extra op Hulpprogramma voor beheerders.
  2. Geef uw wachtwoord voor het hulpprogramma op.
  3. Selecteer Nieuw pakket maken of Bestaand pakket openen. Als u een bestaand pakket opent, kunt u bladeren naar de locatie. Klik vervolgens op OK.
  4. Klik op Profielen opnemen in dit pakket.
  5. Klik op Vóór aanmelding/gemeenschappelijk.
  6. Klik op Toevoegen om de Algemene instellingen te openen.
  7. Profielnaam: Geef een beschrijvende naam op voor het profiel.
  8. Naam WiFi-netwerk (SSID): Geef de netwerkidentificatie op.
  9. Uitvoermodus: Netwerk (Infrastructuur) is standaard geselecteerd.
  10. Soort beheerderprofiel: Vóór aanmelding/gemeenschappelijk: Actief wanneer een gebruiker is aangemeld. Dit profiel wordt gedeeld door alle gebruikers. Dit profieltype is al geselecteerd.
  11. Klik op Volgende.
  12. Klik op Geavanceerd om de pagina Geavanceerde instellingen te openen. Configureer de geavanceerde instellingen en keer dan terug naar deze instructies.
  13. Klik op OK om de pagina Geavanceerde instellingen te sluiten.
  14. Klik op Bedrijfsbeveiliging om de pagina Beveiligingsinstellingen te openen. Zie EAP-SIM, TLS, TTLS, PEAP, LEAP, EAP-FAST voor informatie over de configuratie van de 802.1X-beveiliging.
  15. Klik op OK om het profiel op te slaan en het toe te voegen aan de lijst van beheerderprofielen.

Opmerking: Als al een continue verbinding tot stand is gebracht, wordt een profiel vóór aanmelding/gemeenschappelijk genegeerd, tenzij het profiel is geconfigureerd met beide verbindingsopties (Continu en Vóór aanmelding/gemeenschappelijk).

Een profiel vóór aanmelding/gemeenschappelijk verwijderen uit een pakket

  1. Klik op het tabblad Continu op het profiel.
  2. Klik op Verwijderen.

Een profiel vóór aanmelding/gemeenschappelijk kopiëren

U kunt een bestaand profiel kopiëren en de kopie een nieuwe naam geven. Vervolgens kunt u het nieuwe profiel bewerken. U kunt dit bijvoorbeeld doen om twee vergelijkbare profielen te hebben. U kopieert een profiel als volgt:

  1. Selecteer het profiel.
  2. Klik op Kopiëren.
  3. Geef een nieuwe naam op voor het profiel.
  4. Klik op OK.

Het nieuwe profiel wordt opgeslagen. Dit nieuwe profiel heeft dezelfde eigenschappen als het oorspronkelijke profiel.

Een profiel vóór aanmelding/gemeenschappelijk bewerken

  1. Selecteer het profiel.
  2. Klik op Eigenschappen.
  3. Bewerk de eigenschappen van het nieuwe profiel aan de hand van de instructies die worden gegeven onder Een profiel voor een continue verbinding maken.

Klik op Beheerderprofielen maken voor bedrijfsbeveiliging voor meer informatie.


Netwerken uitsluiten

Beheerders kunnen netwerken aanduiden die worden uitgesloten van verbindingen. Wanneer een netwerk is uitgesloten, kan alleen de beheerder het netwerk uit de lijst van uitsluitingen verwijderen. Het uitgesloten netwerk wordt weergegeven in het scherm Beheer van lijst met uitsluitingen en wordt aangegeven met dit pictogram:

Opmerking: Niet beschikbaar voor Windows Vista*- en Windows* 7-pakketten.

Een netwerk uitsluiten:

  1. Klik op Profielen opnemen in dit pakket.
  2. Klik op Uitsluiten.
  3. Klik op Toevoegen om Netwerk (SSID) uitsluiten te openen.
  4. Netwerknaam: Geef de naam op van het netwerk dat u wilt uitsluiten.
  5. Klik op OK om de netwerknaam toe te voegen aan de lijst van uitsluitingen.

Een netwerk uit de lijst van uitsluitingen verwijderen:

  1. Selecteer de naam van het netwerk in de lijst van uitsluitingen.
  2. Klik op Verwijderen. Het netwerk is nu verwijderd uit de lijst van uitsluitingen.

VoIP-verbinding (Voice over IP)

Het WiFi-verbinding hulpprogramma ondersteunt VoIP-telefoontoepassingen van derden. De VoIP-toepassingen van derden moeten de ondersteuning voor codecs leveren. Codecs voorzien over het algemeen ook in compressie om bandbreedte te besparen. Het WiFi-verbinding hulpprogramma ondersteunt de volgende codec-standaarden van de International Telecommunications Union (ITU):

Codec Algoritme

ITU G.711

PCM (Pulse Code Modulation)

ITU G.722

SBADPCM (Sub-Band Adaptive Differential Pulse Code Modulation)

ITU G.723

Multi-rate Coder

ITU G.726

ADPCM (Adaptive Differential Pulse Code Modulation)

ITU G.727

Variable-Rate ADPCM

ITU G.728

LD-CELP (Low-Delay Code Excited Linear Prediction)

ITU G.729

CS-ACELP (Conjugate Structure Algebraic-Code Excited Linear Prediction)

Een beheerder kan VoIP-instellingen exporteren voor het configureren van een aantal gegevenssnelheden of framesnelheden voor codecs voor het verbeteren van spraakkwaliteit voor VoIP-overdracht. U maakt als volgt een VoIP-profiel:

Opmerking: Zorg ervoor dat Voice over IP niet is uitgeschakeld in de Toepassingsinstellingen van het Hulpprogramma voor beheerders. Standaard is deze optie ingeschakeld.

  1. Klik op Profielen opnemen in dit pakket.
  2. Klik op VoIP.
  3. Klik op Toevoegen om de pagina VoIP-profiel maken te openen.
  4. Selecteer de bandbreedte, toepassing en framesnelheid voor de codec. Voor spraak:

G711 heeft een framesnelheid van 10 ms en een bitsnelheid van 64 Kbps
G722 heeft een framesnelheid van 10 ms en een bitsnelheid van 64 Kbps
G723 heeft een framesnelheid van 30 ms en een bitsnelheid van 5,3 Kbps of 6,4 Kbps
G726-32 heeft een framesnelheid van 10 ms en een bitsnelheid van 32 Kbps
G728 heeft een framesnelheid van 2,5 ms en een bitsnelheid van 16 Kbps
G729 heeft een framesnelheid van 10 ms en een bitsnelheid van 10 Kbps

Selecteer parameters in de vervolgmenu's.

Codec Gebruik Framesnelheid
  • G711_64kbps
  • G722_64kbps
  • G722_56kbps
  • G722_48kbps
  • G722_1_32kbps
  • G722_1_24kbps
  • G722_1_16kbps
  • G726_16kbps
  • G726_24kbps
  • G726_32kbps
  • G726_40kbps
  • G728_16kbps
  • G729a_8kbps
  • G729e_11_8kbps
  • GIPS_iPCM_VARIABLE
  • G722_2_VARIABLE
  • Interactieve spraak
  • Audioconferentie
  • Spraakgegevens
  • Video
  • Stromende audio
  • 20
  • 30
  1. Klik op OK om terug te gaan naar de profiellijst.
  2. Klik op Sluiten om de profielinstellingen op te slaan in een pakket.

Toepassingsinstellingen

Een beheerder kan de toepassingsinstellingen van het WiFi-verbinding hulpprogramma configureren om te bepalen hoe de toepassing zich gedraagt op de computer van de gebruiker en op te geven in welke mate gebruikers controle hebben over de verschillende aspecten van hun draadloze verbindingen. Zie Toepassingsinstellingen.


Adapterinstellingen

Een beheerder kan de adapterinstellingen configureren voor de WiFi-adapter die is geïnstalleerd in de computer van de gebruiker. Zie Adapterinstellingen.


EAP-FAST I-ID-groepen

Opmerking: Deze functie is niet beschikbaar als CCXv4 niet is geselecteerd in de Toepassingsinstellingen van het Hulpprogramma voor beheerders.

Een Instantie-ID (I-ID) is de RADIUS-server die PAC's (Protected Access Credentials) levert. I-ID-groepen worden door alle gebruikers van de computer gedeeld en staan toe dat EAP-FAST-profielen meerdere PAC's van meerdere I-ID's ondersteunen. De I-ID-groepen kunnen vooraf worden geconfigureerd door de beheerder en worden ingesteld via een beheerpakket op de computer van een gebruiker. Wanneer een profiel voor een draadloze netwerkverbinding een server tegenkomt met een I-ID van dezelfde groep als de I-ID in het profiel, wordt dit PAC gebruikt zonder de gebruiker hierom te vragen.

Een I-ID-groep toevoegen

  1. Selecteer I-ID-groepen opnemen.
  2. Klik op Add.
  3. Geef een nieuwe naam op voor de I-ID-groep.
  4. Klik op OK. De I-ID-groep is toegevoegd aan de lijst I-ID-groepen.

Als de I-ID-groep is vergrendeld, kunnen geen extra I-ID's worden toegevoegd aan de groep.

U voegt als volgt een I-ID toe aan een I-ID-groep:

  1. Selecteer een groep in de lijst I-ID-groepen.
  2. Klik onder het vak I-ID's op Toevoegen.
  3. Selecteer een I-ID.
  4. Klik op OK. De I-ID is aan de lijst toegevoegd.

Terug naar boven

Terug naar inhoud

Handelsmerken en disclaimers