Terug naar inhoud

Toepassingsinstellingen (Hulpprogramma voor beheerders)


Een beheerder kan de instellingen van het Intel® PROSet/Wireless WiFi-verbinding hulpprogramma configureren om te bepalen hoe de toepassing zich gedraagt op de computer van de gebruiker en op te geven in welke mate gebruikers controle hebben over de verschillende aspecten van hun WiFi-verbindingen. Deze instellingen worden geconfigureerd met het Hulpprogramma voor beheerders en zijn niet dezelfde als worden vermeld in het menu Extra.

Opmerking: Veel van deze instellingen zijn alleen van toepassing voor pakketten die worden uitgevoerd op de Windows* XP Client en/of de Windows 7 Client.


Het scherm openen

  1. Open het Hulpprogramma voor beheerders.
  2. Selecteer Nieuw pakket maken of Bestaand pakket openen.
  3. Klik op de tab Toepassingsinstellingen en klik op Toepassingsinstellingen opnemen in dit pakket.
  4. Selecteer de gewenste instellingen. Voor sommige instellingen is extra informatie vereist.

Beschrijving Toepassingsinstellingen

Naam Omschrijving

802.1X-verificatie

De gebruiker toestaan om profielen te maken of verbinding te maken met netwerken die de volgende 802.1X EAP-verificatietypen ondersteunen.

Selecteer de EAP-typen die u voor de 802.1X-verificatie wilt inschakelen op de computer van de gebruiker: EAP LEAP, EAP PEAP, EAP TLS, EAP SIM, EAP TTLS, EAP FAST, EAP AKA.

Opmerking: Deze instelling is alleen van toepassing voor pakketten die worden uitgevoerd op de Windows* XP Client of de Windows 7 Client.

AAA-besturing

Waarschuwen als een andere toepassing de WiFi-adapter gebruikt

Opmerking: Deze instelling is alleen van toepassing voor pakketten die worden uitgevoerd op een Windows* XP-client.

Adapterschakeling

Adapterschakeling inschakelen

Met deze instelling wordt IT Admin-controle over de WiFi-radio afgedwongen. Als deze optie ingeschakeld is en een geldige bekabelde Ethernet-verbinding wordt gedetecteerd, sluit het hulpprogramma Intel® PROSet/Wireless WiFi-verbinding automatisch alle WiFi-netwerkverbindingen en wordt de WiFi-radio uitgeschakeld. Als de bekabelde Ethernet-verbinding van het systeem verloren gaat, schakelt het hulpprogramma WiFi-verbinding de WiFi-radio automatisch in en wordt geprobeerd om verbinding te maken met behulp van het laatst gebruikte WiFi-profiel/-netwerk. Als het netwerk van de laatste verbinding niet beschikbaar is, probeert het hulpprogramma WiFi-verbinding om verbinding te maken met het eerste beschikbare WiFi-netwerk dat in de profiellijst wordt genoemd.

Opmerking: Dit gedrag geldt voor het hele systeem en niet voor een specifieke gebruiker.

Hulpprogramma voor beheerders

Gebruiker toegang geven tot Hulpprogramma voor beheerders.

Als u dit selectievakje ingeschakeld laat, heeft de gebruiker toegang tot het Hulpprogramma voor beheerders (als het hulpprogramma is geïnstalleerd). Schakel het selectievakje uit om gebruikers de toegang tot het Hulpprogramma voor beheerders te ontzeggen.

Toepassing automatisch starten

Gebruiker toestaan om een toepassing te starten bij verbinding.

Als u deze functie inschakelt, kan de gebruiker een toepassing opgeven die wordt gestart wanneer verbinding wordt gemaakt met een bepaald netwerkprofiel. De gebruiker selecteert het profiel en kan dan een toepassing, batchbestand of script opgeven. De gebruiker kan bijvoorbeeld automatisch een VPN-sessie (Virtual Private Network) starten wanneer de laptop verbinding maakt met een bepaald draadloos netwerk. Als deze functie uitgeschakeld is, kan de gebruiker geen toepassing opgeven die moet worden opgestart wanneer verbinding wordt gemaakt met een bepaald netwerkprofiel.

Radio in- of uitschakelen met andere toepassingen

WiFi-schakelaar

Hiermee kunt u toepassingen van andere leveranciers in staat stellen om de knop WiFi aan / WiFi uit van het Intel® PROSet/Wireless WiFi-verbinding hulpprogramma uit te schakelen.

Opmerking: Deze instelling is alleen van toepassing voor pakketten die worden uitgevoerd op een Windows* XP-client.

CCXv4

Cisco Compatible Extensions, versie 4, omvat verbeteringen voor EAP-FAST. Daaronder zijn opties voor vragen aan gebruikers en waarschuwingen.

Selecteer CCXv4 inschakelen zodat u gebruik kunt maken van de voorzieningen van Cisco Compatible Extensions, versie 4, (CCXv4) voor EAP-FAST-profielen.

Opmerking: De functie EAP-FAST I-ID-groepen (Instantie-ID) in het Hulpprogramma voor beheerders is niet beschikbaar als CCXv4 niet is ingeschakeld.

Bepaal welke van de volgende prompts u op de computer van een gebruiker wilt in- of uitschakelen voor EAP-FAST PAC-levering:

Prompts en waarschuwingen uitschakelen voor niet-geverifieerde levering: Met deze optie schakelt u prompts en waarschuwingen voor automatische levering van PAC uit als er geen PAC is of als er geen PAC is dat overeenkomt met de I-ID die is verzonden door de server waarmee verbinding wordt gemaakt.

Prompts uitschakelen wanneer de standaardserver (I-ID) wordt gewijzigd: Met deze optie worden prompts uitgeschakeld wanneer een client een server tegenkomt die eerder een PAC heeft geleverd, maar momenteel niet is geselecteerd als de standaardserver.

Niet-geverifieerde levering uitschakelen nadat PAC is geleverd: Met deze optie wordt automatische levering uitgeschakeld nadat een PAC voor de desbetreffende I-ID is geleverd.

Opmerking: Deze instelling is alleen van toepassing voor pakketten die worden uitgevoerd op een Windows* XP-client.

Waarschuwing verloop certificaten

Waarschuwing voor verlopen certificaten inschakelen

Als deze optie is geselecteerd, waarschuwt het WiFi-verbinding hulpprogramma gebruikers wanneer de certificaten bijna verlopen zijn. Via de opgegeven URL kunnen zij de certificaten bijwerken vanaf een certificaatserver. Als deze optie ingeschakeld wordt, worden de volgende velden actief:

  • Aantal dagen voor bijwerken certificaat: Dit is het aantal dagen voor het verloop dat de gebruiker de waarschuwing ontvangt.
  • URL voor bijwerken certificaat

Opmerking: Deze instelling is alleen van toepassing voor pakketten die worden uitgevoerd op de Windows* XP Client en Windows 7.

Ad-hocnetwerken (apparaat naar apparaat)

Hier kunt u opgeven of een gebruiker in staat zal zijn om ad-hocprofielen te maken en zich aan te melden bij ad-hocnetwerken.

Selecteer een van de volgende opties om op te geven of een gebruiker zich kan aanmelden bij ad-hocnetwerken:

  • Ad-hocnetwerken inschakelen

  • Alleen beveiligde ad-hocnetwerken inschakelen

  • Ad-hocnetwerken uitschakelen

Geef op of een gebruiker in staat zal zijn om profielen voor ad-hocnetwerken te configureren of niet.

  • Toepassingsinstellingen voor ad-hocnetwerken weergeven

  • Toepassingsinstellingen voor ad-hocnetwerken verbergen

Als u de uitvoermodus Ad hoc wilt verwijderen uit de Algemene instellingen van WiFi-profiel maken, selecteert u zowel Ad-hocnetwerken uitschakelen als Toepassingsinstellingen voor ad-hocnetwerken verbergen. De gebruiker kan dan geen profielen maken voor verbindingen met ad-hocnetwerken.

Opmerking: Deze instelling is alleen van toepassing voor pakketten die worden uitgevoerd op een Windows* XP-client.

Logboekregistratie van gebeurtenissen voor stuurprogramma

Met de logboekregistratie voor het stuurprogramma worden stuurprogrammaspecifieke gebeurtenissen vastgelegd. Deze gebeurtenissen kunnen worden weergegeven met de Wireless Event Viewer. U kunt kiezen of u de standaard logboekregistratie wilt inschakelen of de logboekregistratie ten bate van probleemoplossing. Zie Instellingen voor Wireless Event Viewer

Logboekregistratie van gebeurtenissen inschakelen voor stuurprogramma

  • Standaard logboekregistratie
  • Logboekregistratie voor probleemoplossing

Importeren en exporteren

Het importeren en exporteren van profielen inschakelen

Schakel dit selectievakje in om het mogelijk te maken dat profielen worden geïmporteerd van of geëxporteerd naar de computer van een gebruiker. Als dit selectievakje ingeschakeld is, worden profielen, die in de daarvoor bestemde map worden geplaatst, automatisch geïmporteerd.

Instellingen voor Intel® Active Management Technology

  • Gebruikersnaam
  • Wachtwoord

Voer een gebruikersnaam en wachtwoord in om de standaardnamen te overschrijven die worden gebruikt door Intel® Active Management Technology voor de synchronisatie van profielen van Intel® PROSet/Wireless WiFi.

Intel® My WiFi-technologie (MWT)

Intel® MWT Cell Forwarding API inschakelen.

Klik hierop om het voor toepassingen van derden mogelijk te maken om de Intel® MWT Cell Forwarding of IP Packet API te gebruiken voor het overbruggen van een Intel® MWT-netwerk waarvoor een BSS-verbinding wordt gebruikt.

Opmerking: Deze instelling is alleen van toepassing voor een Windows* 7-client.

Verbinding handhaven

Instelling voor handhaven verbinding verbergen voor gebruikers

Selecteer deze optie om de optie voor het handhaven van een verbinding te verbergen in de Geavanceerde instellingen van WiFi-profiel maken. Met deze optie kan een WiFi-verbinding worden gehandhaafd na afmelding door een gebruiker.

Opmerking: De optie Verbinding handhaven bij afmelding kan worden gebruikt met Nortel VPN Client wanneer deze is geconfigureerd om te worden afgemeld bij verbinding.

Opmerking: Deze instelling is alleen van toepassing voor pakketten die worden uitgevoerd op een Windows* XP-client.

Smartcard-verbinding handhaven

Verbinding in stand houden als smartcard niet beschikbaar is

Selecteer deze optie om de verbinding te handhaven wanneer de smartcard wordt verwijderd terwijl het draadloze apparaat is verbonden met een netwerk waarvoor referenties op een smartcard worden gebruikt. Standaard sluit het WiFi-verbinding hulpprogramma de verbinding waarvoor referenties op een smartcard worden gebruikt wanneer de smartcard wordt verwijderd. Wanneer u deze voorziening inschakelt, wordt de verbinding gehandhaafd (tenzij om een andere reden de verificatie opnieuw moet). Selecteer deze optie om de verbinding te handhaven wanneer de smartcard wordt verwijderd terwijl de computer is verbonden met een netwerk waarvoor referenties op een smartcard/SIM worden gebruikt.

Opmerking: Deze instelling is alleen van toepassing voor pakketten die worden uitgevoerd op een Windows* XP-client.

Bericht bij in- of uitschakelen radio

Bericht over WiFi-schakelaar inschakelen op de computer van de gebruiker

Selecteer deze optie om toepassingen van andere leveranciers in staat te stellen om de gebruiker te melden dat de schakelaar WiFi aan/uit van het Intel® PROSet/Wireless WiFi-verbinding hulpprogramma is uitgeschakeld.

Opmerking: Deze instelling is alleen van toepassing voor pakketten die worden uitgevoerd op een Windows* XP-client.

Co-existentie Microsoft Windows* XP

Microsoft Wireless Zero Configuration en de software van Intel® PROSet/Wireless WiFi in staat stellen om samen op dit systeem te fungeren.

Selecteer deze optie om te voorkomen dat Microsoft Windows* XP Wireless Zero Configuration wordt uitgeschakeld als het Intel® PROSet/Wireless WiFi-verbinding hulpprogramma ingeschakeld wordt. Selecteer deze optie om co-existentie toe te staan.

Opmerking: Deze instelling is alleen van toepassing voor pakketten die worden uitgevoerd op een Windows* XP-client.

Voorkeursprofiel

Voorkeursprofiel inschakelen

Normaliter probeert de WiFi-adapter altijd verbinding te maken met behulp van het profiel dat is gebruikt voor de laatste verbinding. Als u Voorkeursprofiel inschakelen selecteert, probeert de adapter verbinding te maken met behulp van het voorkeursprofiel. Het voorkeursprofiel wordt in de lijst Profielen bovenaan weergegeven. Als het niet lukt om verbinding te maken met behulp van het voorkeursprofiel, probeert de adapter verbinding te maken met behulp van het laatst gebruikte profiel (ervan uitgaand dat dat niet hetzelfde profiel is al het voorkeursprofiel).

Continue verbinding

Selecteer Beleid voor continue verbindingen en computer bijwerken voorafgaand aan gebruikersaanmelding.

Opmerking: Bijwerken van het beleid kan het aanmeldingsscherm tot twee minuten vertragen.

Opmerking: Deze instelling is alleen van toepassing voor pakketten die worden uitgevoerd op een Windows* XP-client.

Cisco-modus vóór aanmelding

Cisco-modus inschakelen wanneer vóór aanmelding verbinding wordt gemaakt.

Cisco-toegangspunten ondersteunen het gebruik van meerdere namen voor WiFi-netwerken (SSID's) waarvan er maar één wordt uitgezonden. Om verbinding te maken met zo'n toegangspunt, wordt een poging gedaan verbinding te maken met elk profiel. Deze modus voor het maken van verbinding met elk profiel wordt de Cisco-modus genoemd. Standaard is deze optie ingeschakeld. Schakel het selectievakje uit om de modus uit te schakelen.

Opmerking: Als deze optie is geselecteerd. kan het tot stand brengen van de verbinding vóór aanmelding de verbindingstijd vergroten.

Opmerking: Deze instelling is alleen van toepassing voor pakketten die worden uitgevoerd op een Windows* XP-client.

Profielverbindingen

Schakelen tussen gebruikersprofielen uitschakelen

Deze optie geeft controle over de verbindingen die gebruikers maken met beheerdersprofielen. Als u deze optie uitschakelt, kan de gebruiker verbinding maken met zowel gebruikersprofielen als beheerderprofielen. Als deze optie ingeschakeld is, kan de gebruiker alleen verbinding maken met beheerdersprofielen en kiest de beheerder als volgt de profielen die beschikbaar zijn voor de gebruiker:

  • Gebruiker kan verbinding maken met alle beheerdersprofielen

  • Gebruiker kan alleen verbinding maken met het eerste beheerdersprofiel

Opmerking: Deze instelling is alleen van toepassing voor pakketten die worden uitgevoerd op de Windows* XP Client of de Windows 7 Client.

Beveiligingsniveau

Selecteer het beveiligingsniveau op de computer van de gebruiker.

Gebruikers kunnen alleen verbinding maken met profielen met dit beveiligingsniveau.

  • Gebruiker kan alleen verbinding maken met netwerken met persoonlijke beveiliging.

Opmerking: Deze instelling is alleen van toepassing voor pakketten die worden uitgevoerd op de Windows* XP Client of de Windows 7 Client.

Melding over gedeelde mappen

Selecteer de instelling voor de melding over gedeelde mappen op de computer van een gebruiker.

  • Delen van gedeelde mappen automatisch opheffen bij verbinding met een onbeveiligd netwerk.

  • Deze melding uitschakelen.

  • Waarschuwen bij verbinding met onbeveiligd netwerk (standaard).

Opmerking: Deze instelling is alleen van toepassing voor pakketten die worden uitgevoerd op een Windows* XP-client.

Eenmalige aanmelding

Selecteer de typen beheerderprofielen die zijn ingeschakeld op de computer van de gebruiker.

Eenmalige aanmelding:

  • Continue verbinding: Profielen zijn actief bij het opstarten en wanneer er geen gebruiker is aangemeld bij de computer.

  • Verbinding vóór aanmelding of gemeenschappelijke verbinding: Profielen zijn onmiddellijk actief nadat de gebruiker zich aanmeldt bij de computer.

Als voorzieningen voor verbindingen vóór aanmelding zijn geïnstalleerd, wordt het profiel actief tijdens het aanmeldingsproces. Als geen voorzieningen voor verbindingen vóór aanmelding zijn geïnstalleerd, is het profiel een Gemeenschappelijk profiel en wordt het actief bij het begin van een gebruikerssessie.

Beheerdersprofielen worden bovenaan (of onderaan) in de profiellijst van de gebruiker gezet. Deze profielen kunnen niet worden gewijzigd of verwijderd door de gebruiker.

Opmerking: Deze instelling is alleen van toepassing voor pakketten die worden uitgevoerd op de Windows* XP Client of de Windows 7 Client.

Ondersteuningsinformatie

Geef de ondersteuningsinformatie op die u wilt weergeven in het dialoogvenster Info van het WiFi-verbinding hulpprogramma.

  • URL voor ondersteuning: Voer de website van het ondersteuningscentrum in waar klanten toegang krijgen tot technische ondersteuning.

  • Telefoonnummer voor ondersteuning: Voer het telefoonnummer in waarnaar klanten kunnen bellen voor technische ondersteuning.

Voice over IP

Met deze optie kunt u een toepassing van een andere leverancier inschakelen voor het gebruik van de VoIP-toepassing op de computer van de gebruiker. Standaard is deze voorziening ingeschakeld.

Wi-Fi Protected Setup*

Het WiFi-verbinding hulpprogramma kan worden geconfigureerd als een registratieserver voor toegangspunten die Wi-Fi Protected Setup* ondersteunen. De registratieserver zorgt voor beveiligde, automatische overdracht van de sleutel of het wachtwoord van het toegangspunt of handmatige overdracht via een USB-flash-station of een ander extern apparaat.

  • Registratie van andere apparaten inschakelen (standaard).

Selecteer Registratie van andere apparaten inschakelen om het WiFi-verbinding hulpprogramma in staat te stellen andere apparaten te registreren.

Opmerking: Deze instelling is alleen van toepassing voor pakketten die worden uitgevoerd op een Windows* XP-client.

WiFi-beheer

Selecteer welk WiFi-beheerprogramma de draadloze verbindingen van een gebruiker regelt. Gebruik het WiFi-beheerprogramma van de vorige gebruiker die was aangemeld of geef elke gebruiker de mogelijkheid om zelf het gewenste WiFi-beheerprogramma te kiezen.

  • Geef alle gebruikers de mogelijkheid om na aanmelding te schakelen tussen de software van Intel® PROSet/Wireless WiFi en Microsoft Windows* XP Wireless Zero Configuration.
  • Het WiFi-beheerprogramma bij aanmelding is standaard het WiFi-beheerprogramma dat actief was toen de laatste gebruiker zich heeft afgemeld.

Opmerking: Deze instelling is alleen van toepassing voor pakketten die worden uitgevoerd op een Windows* XP-client.

WiFi aan/uit

Controleer de draadloze radio.

  • Geen wijziging: De radio is niet in- of uitgeschakeld.
  • WiFi uitschakelen: Met dit beheerdersprofiel wordt de radio uitgeschakeld.
  • WiFi inschakelen: Met dit beheerdersprofiel wordt de radio ingeschakeld.
  • Alleen 802.11a-radio uitschakelen: Deze optie kan worden geselecteerd als WiFi inschakelen is geselecteerd.
  • Selectie WiFi aan/uit uitschakelen: Selecteer deze optie om te voorkomen dat een gebruiker toegang heeft tot het besturingselement WiFi aan/uit in het hoofdvenster of taakbalkmenu van het WiFi-verbinding hulpprogramma. Als een gebruiker probeert om het besturingselement voor de radio in te schakelen, verschijnt het bericht dat Deze voorziening is uitgeschakeld door de beheerder.
  • Selectie voor in-/uitschakelen 802.11a-radio: Selecteer deze optie als u de gebruiker wilt toestaan om de 802.11a-radio onafhankelijk van de 802.11b/g-radio in en uit te schakelen. Als u deze optie selecteert, is het selectievakje Selectie voor in-/uitschakelen 802.11a-radio uitschakelen beschikbaar. Schakel dit selectievakje in als u het besturingselement voor het in- of uitschakelen van 802.11a-radio wilt weergeven, maar schakel het nu uit. Hierdoor geeft u de gebruiker individuele controle over de radio's.

Wanneer deze voorziening op de computer van een gebruiker is geïnstalleerd, volgt u deze instructies om het besturingselement voor de 802.11a-radio in of uit te schakelen:

De 802.11a-radio uitschakelen:

  1. Klik in het hoofdvenster van het WiFi-verbinding hulpprogramma op de knop WiFi aan. De lijst met radio-opties wordt weergegeven.
  2. Selecteer 802.11a-radio uit. De 802.11a-radio is nu inactief.

De 802.11a-radio inschakelen:

  1. Klik in het hoofdvenster van het WiFi-verbinding hulpprogramma op de knop 802.11a-radio uit. De lijst met radio-opties wordt weergegeven.
  2. Selecteer WiFi aan. De 802.11a-radio is nu actief.

Opmerking: Deze instelling is alleen van toepassing voor pakketten die worden uitgevoerd op de Windows* XP Client of de Windows 7 Client.

Instellingen voor Wireless Event Viewer

Instellingen voor Wireless Event Viewer

Logboekregistratie voor draadloze gebeurtenissen inschakelen

Met deze voorziening worden logbestanden gemaakt voor gebeurtenissen met de draadloze verbinding op het clientsysteem. Deze bestanden kunnen worden gekopieerd naar een server of andere locatie. Standaard is de logboekregistratie voor draadloze gebeurtenissen uitgeschakeld. Wanneer u op Logboekregistratie voor draadloze gebeurtenissen inschakelen klikt, wordt de knop Instellingen actief.

Klik op Instellingen om een venster met instellingen voor logbestanden te openen.

Tabblad Algemeen

  • Geef de map op waarnaar u de logbestanden wilt schrijven: Geef een absolute locatie op het clientsysteem op.
  • Prefix bestandsnaam: Dit is de naam van het logbestand. De naam is: <Computernaam_GebruikerDomein>.
  • Maximale grootte logbestanden: Om te voorkomen dat logbestanden te groot worden, worden nieuwe logbestanden gemaakt wanneer het huidige logbestand groter wordt dan hieronder is opgegeven (in MB). De standaardgrootte is 1 MB. U kunt een grootte tot 10 MB selecteren, in stappen van 1 MB.

Tabblad Logbestanden kopiëren

  • Kopiëren logbestanden inschakelen: Met deze voorziening kunt u logbestanden op het clientsysteem laten kopiëren naar een andere locatie.
  • Logbestanden kopiëren naar de volgende locatie: Geef aan naar welke locatie de logbestanden moeten worden gekopieerd. Doorgaans wordt hiervoor een beheerserver gebruikt.
  • Selecteer een frequentie voor het kopiëren: U hebt de volgende twee opties voor de frequentie van het kopiëren.
    • Alle eerdere logbestanden kopiëren wanneer een nieuw logbestand wordt gemaakt.
    • Alle eerdere logbestanden kopiëren na het opgegeven aantal dagen: Selecteer het aantal dagen. U kunt een aantal tussen 1 en 30 opgeven. De standaardwaarde is zeven dagen.

Tabblad Logbestanden verwijderen

Geef aan wanneer oude logbestanden moeten worden verwijderd:

  • Oude logbestanden nooit verwijderen.
  • Oude logbestanden verwijderen als aan een van de geselecteerde voorwaarden wordt voldaan:
    • Oude logbestanden verwijderen na het hieronder opgegeven aantal dagen: U kunt hier een aantal tussen 1 en 30 opgeven.
    • Oude logbestanden verwijderen wanneer de totale omvang van de logbestanden groter wordt dan: U kunt een grootte van 1 tot 10 MB selecteren, in stappen van 1 MB.
    • Oude logbestanden verwijderen nadat logbestanden met succes zijn gekopieerd.

Sluiten

Hiermee sluit u het Hulpprogramma voor beheerders.

Help?

Hiermee kunt u de helpinformatie voor deze pagina bekijken.


Terug naar boven

Terug naar inhoud

Handelsmerken en disclaimers