Verbinding maken
Verbinding maken met een WiFi-netwerk
U kunt op de volgende manieren verbinding maken met een WiFi-netwerk.
- Automatische verbinding: Als er op uw computer al een profiel is gedefinieerd voor een beschikbaar netwerk, wordt u automatisch verbonden met dat draadloze netwerk.
- Een nieuw profiel configureren: Selecteer een draadloos netwerk in de lijst van WiFi-netwerken in het hoofdvenster van het Intel® PROSet/Wireless WiFi-verbinding hulpprogramma. Klik op Verbinden. Als het lukt om verbinding te maken, wordt in de profiellijst een profiel gemaakt voor toekomstig gebruik.
- Verbinding maken met een profiel in de profiellijst: Selecteer een profiel in de profiellijst. Klik op Verbinden om het profiel te activeren. Via deze optie kunt u verbinding maken met een netwerk dat lager in de lijst staat (als het beschikbaar is).
- Klik met de rechtermuisknop op het taakbalkpictogram in de rechterbenedenhoek van het Windows-bureaublad. Klik op Verbinding maken met profiel. Er wordt een lijst van geconfigureerde profielen weergegeven. Selecteer een profiel.
Voor het eerst verbinding maken
Het WiFi-verbinding hulpprogramma detecteert automatisch de WiFi-netwerken die zich binnen het bereik van de WiFi-adapter bevinden. Wanneer een netwerk wordt gevonden, wordt een waarschuwing weergegeven: WiFi-netwerken gevonden. Zie Taakbalkpictogrammen voor meer informatie.

- Dubbelklik op de waarschuwing om het hoofdvenster van WiFi-verbinding hulpprogramma te openen.
- Selecteer een netwerk in de lijst WiFi-netwerken.
- Klik op Verbinden. Als er voor het netwerk geen verificatie vereist is, verschijnt de melding dat u verbonden bent met het netwerk.
Zie Hoofdvenster en Taakbalk voor meer informatie over het menu en de pictogrammen op de taakbalk.
- Als in het netwerk de beveiliging is ingeschakeld, opent de wizard Profiel het venster WiFi-instellingen configureren. De wizard begeleidt u bij het maken van een WiFi-profiel voor dit netwerk. Wanneer het profiel is gemaakt, kunt u in de toekomst eenvoudiger verbinding maken met dit netwerk.
- U wordt gevraagd om een Profielnaam op te geven. De profielnaam is de naam die u aan het netwerk geeft. U kunt de bestaande profielnaam accepteren, indien van toepassing, of een naam invoeren. Voor de profielnaam mag u alles gebruiken dat u helpt dit netwerk te identificeren. Voorbeelden zijn: Mijn thuisnetwerk, Koffieshop op een straat.
- U wordt gevraagd om de naam van het WiFi-netwerk (SSID) op te geven: Hier wordt de netwerknaam weergegeven. Dit is een unieke identificatie die WiFi-netwerken van elkaar onderscheidt. Als al een naam is ingevoerd, kunt u die gebruiken.
- Klik op Volgende. Vervolgens detecteert de wizard Profiel de beveiligingsinstellingen van dit netwerk. Welke informatie u moet invoeren, is afhankelijk van deze beveiligingsinstellingen. Zie Beveiligingsinstellingen voor algemene informatie over beveiligingsinstellingen. Zie Netwerksleutels voor meer informatie over sleutels en wachtwoorden. Voor informatie over profielen raadpleegt u Profielen. Het is mogelijk dat u de netwerkbeheerder moet vragen om de informatie die u nodig hebt om u aan te melden bij dit netwerk.
- Wanneer u de vereiste informatie hebt ingevoerd, klikt u op OK om verbinding te maken met het draadloze netwerk.
Zie Hoofdvenster voor meer informatie.
Andere beheerprogramma's voor draadloze verbindingen
Als het WiFi-verbinding hulpprogramma vaststelt dat een andere toepassing probeert te communiceren met het draadloze apparaat, wordt u daarvan op de hoogte gesteld.
Microsoft Windows* gebruiken om WiFi te beheren
U kunt Windows* gebruiken voor het beheer van uw Wi-Fi*-verbindingen.
- Selecteer in het menu Geavanceerd van het hoofdvenster van het Intel® PROSet/Wireless WiFi-verbinding hulpprogramma de optie Windows gebruiken om WiFi te beheren.
- Een venster met de volgende vraag verschijnt: Wilt u dat Windows uw WiFi-netwerkverbindingen beheert? Klik op Ja.
- Klik in het hoofdvenster van het hulpprogramma Intel® PROSet/Wireless WiFi-verbinding op Netwerkeigenschappen openen.
- Klik nogmaals in het hoofdvenster en klik op Sluiten om het hulpprogramma Intel® PROSet/Wireless WiFi-verbinding te sluiten.
- Gebruik het Netwerkcentrum van Windows om WiFi-verbindingen te beheren.
Als u de WiFi-verbindingen wilt beheren met het hulpprogramma Intel® PROSet/Wireless WiFi-verbinding, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram van het hulpprogramma in het systeemvak en selecteert u WiFi-besturing inschakelen.
Software van derden
Als u gebruik maakt van software die is geleverd door een hotspot (bijvoorbeeld in een koffieshop of op een vliegveld), stelt het WiFi-verbinding hulpprogramma u hiervan op de hoogte alvorens zichzelf uit te schakelen. Intel(R) PROSet/Wireless kan het draadloze apparaat niet beheren wanneer een ander beheerprogramma ermee communiceert. Als u de voorzieningen van het WiFi-verbinding hulpprogramma wilt gebruiken, moet u deze software uitschakelen of verwijderen wanneer u de locatie met de hotspot verlaat.